Onze visie in ontwikkeling

De centrale focus ligt op onze kernopdracht: onderwijzen! We willen blijvend bewust inzetten op sterk kwaliteitsvol onderwijs. Daarom geven we ons onderwijs vorm op basis van vijf essentiële aspecten:

 

1. Weten hoe leren werkt

Zonder een diepgaand begrip van de menselijke cognitieve architectuur vaart instructie blind.’ Deze uitspraak van Australische onderwijspsycholoog John Sweller benadrukt hoe belangrijk het is voor leraren om inzicht te hebben in hoe mensen leren, zodat ze met die leerprincipes rekening kunnen houden tijdens het lesgeven. Onderzoeken uit de onderwijs- en cognitieve psychologie hebben namelijk tot een aantal belangrijke inzichten geleid over hoe mensen dingen leren, onthouden, vergeten en toepassen. En die hebben implicaties voor de klaspraktijk. (een citaat uit het boek ‘De leraar’ – uitgeverij Pica)

Weten hoe leren werkt, is het basisinzicht waaraan effectief werkende pedagogische, didactische, inhoudelijke en organisatorische principes worden gekoppeld. Deze principes worden zoveel mogelijk toegepast in de klas- en schoolwerking binnen alle scholen van onze scholengemeenschap.

2. Lesgeven vanuit hoge verwachtingen

De verwachtingen van een leraar tegenover de leerling(en) zijn van grote invloed op het leren, de motivatie, de betrokkenheid, het welbevinden en het zelfbeeld.

Door het stellen van hoge verwachtingen ten aanzien van alle leerlingen wordt er bewust ook ingezet op het realiseren van gelijke onderwijskansen. Leerlingen gaan meer in zichzelf geloven en zich meer inspannen als ze ervaren dat de leraar in hen gelooft en hen voortdurend stimuleert om te blijven groeien. We voorzien hiertoe onder andere individuele kindgesprekken.

Daarom is het ook belangrijk om duidelijke, uitdagende maar haalbare doelen voorop te stellen en om deze trachten te bereiken bij alle leerlingen. Zo worden leerlingen gestimuleerd om het beste uit zichzelf te halen.

Daarnaast proberen we ook bewust te reflecteren over het werken met groepjes. Het is immers belangrijk om hiermee flexibel om te gaan.

 

3. Regie in de klas en op school:

Goed gedrag is het begin van goed leren. Alle leerlingen verdienen een school- en klascontext waar het rustig en veilig is en iedereen waardig met elkaar omgaat. Het is één van de belangrijkste taken van ieder schoolteam en de individuele leraar om zo’n positieve, rustige en veilige leef- en leeromgeving te creëren. Dit gaat echter niet vanzelf. Het is immers niet voldoende om te zeggen dat leerlingen zich goed moeten gedragen. Goed gedrag zal goed doordacht en met veel inspanning moeten worden aangeleerd.’

Op elke school wordt er tijdens ‘De Gouden Weken’ bewust ingezet op groepsvorming, het opstellen van positief geformuleerde klasregels, het oefenen van routines en het bespreekbaar stellen van moeilijke situaties (vb. conflicten, pesten, …) via kringgesprekken of de proactieve cirkel.

In elke school is er ook een anti-pest-actieplan voorzien met daaraan gekoppeld een aantal pedagogische principes die binnen de school- en klaswerking worden toegepast (vb. sanctiebeleid op basis van het vier-laden-model).

 

4. Effectief lesgeven:

Doelgericht: ons aanbod is gebaseerd zijn op een gevalideerd doelenkader. Voor onze basisscholen betekent dit voorlopig nog het ZILL-leerplan in afwachting van een nieuw leerplan dat is gebaseerd op de nieuwe minimumdoelen. Het gevalideerd doelenpakket vertalen we in concrete operationele lesdoelen zodat onze leerkrachten bewust stilstaan bij wat onze leerlingen precies zouden moeten bereiken tijdens of op het einde van een onderwijsarrangement (les, lessenreeks, activiteit, leeruitstap, …). Indien mogelijk, worden de vooropgestelde doelen op één of andere manier zichtbaar gemaakt. Op deze manier wordt de doelgerichtheid concreet gemaakt binnen de klaswerking.

 

Uitdagend: ons aanbod moet voldoende uitdagend zijn voor al onze leerlingen. We hebben hoge maar realistische verwachtingen tegenover alle leerlingen. Daarom zetten we bewust in op de brede basiszorg waarbij zoveel mogelijk maatregelen worden genomen die tegemoet komen aan alle leerlingen: structuur met duidelijke regels en routines die vooral worden opgebouwd tijdens de ‘gouden weken’, gezamenlijke instructiemomenten gebaseerd op EDI (expliciete directe instructie), coöperatieve werkvormen waardoor de betrokkenheid van alle leerlingen wordt verhoogd, haalbare differentiatievormen rekening houdende met de zone van de naaste ontwikkeling, scaffolding (ondersteunende maatregelen worden systematisch afgebouwd in functie van de gemeenschappelijke doelgerichtheid), bewust inzetten op de executieve functies in functie van het leren leren en de socio-emotionele ontwikkeling, …

We zorgen voor een gevarieerd en breed aanbod (taal, rekenen, wetenschap en techniek, mens en maatschappij, bewegingsopvoeding, muzische vorming, sociale vaardigheden, mediakundige ontwikkeling, godsdienst, …) waardoor onze leerlingen niet alleen kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes aangeleerd krijgen maar evenzeer kansen krijgen om hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen (zolang dit aansluit bij het curriculum).

 

Betekenisvol: we vragen naar de voorkennis van onze leerlingen en houden rekening met hun beginsituatie. We leggen ook de link naar hun leefwereld en leggen hen uit waarom er iets geleerd dient te worden. Het geven van doelgerichte feedback maakt het leren pas echt betekenisvol (feed-up, feedback, feed-forward) in functie van hun totale ontwikkeling.

 

Effectief: we willen via brede evaluatievormen aantonen dat onze doelgerichte aanpak een positieve impact heeft op het ontwikkel- en leerproces van al onze leerlingen. Naast schoolinterne evaluatievormen maken we ook gebruik van schoolexterne toetsen en testen. Op basis van de resultaten van allerlei vormen van brede evaluatie maken we bewust werk van onze schoolinterne kwaliteitszorg. Meten is weten … weten hoe we ons aanbod en onze aanpak kunnen optimaliseren in het belang van het lerende kind.

We laten ons hierbij inspireren door de 12 bouwstenen voor effectieve didactiek:

  1. Activeer relevante voorkennis.
  2. geef duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie.
  3. Gebruik voorbeelden.
  4. Combineer woord en beeld.
  5. Laat leerstof actief verwerken.
  6. Achterhaal of de hele klas het begrepen heeft.
  7. Ondersteun bij moeilijke taken.
  8. Spreid oefeningen met leerstof in de tijd.
  9. Zorg voor afwisseling in de oefentypes.
  10. Gebruik toetsing als oefen- en leerstrategie.
  11. Geef feedback die leerlingen aan het denken zet.
  12. Laat je leerlingen effectief leren.

 

5. Kennisrijk curriculum:

Een kennisrijk curriculum is méér dan een verzameling feiten en begrippen. Het is een doordachte opbouw van essentiële kennis en vaardigheden die elk kind nodig heeft om succesvol te leren, te denken en te communiceren.

Kennis vormt immers de bouwsteen van het denken. Hoe meer achtergrondkennis kinderen hebben, hoe beter ze nieuwe informatie begrijpen, verbanden kunnen leggen en kritisch reflecteren.

In afwachting van het nieuwe leerplan, wordt er nu reeds bewust ingezet op woordenschatontwikkeling (in het kleuteronderwijs via de belangstellingscentra, in het lager onderwijs via de WO-thema’s, actualiteit en allerlei andere inhouden), het ontwikkelen en opvolgen van leerlijnen binnen alle ontwikkelingsdomeinen, de horizontale en verticale samenhang, …

 

Aangezien het onderwijs-leer-proces zich vooral situeert binnen een klascontext waarbij de pedagogische relatie tussen leraar (leraren) en leerling(en) een bijzonder belangrijke invloed heeft op dit proces, stellen we rond de centrale focus zowel de leraar als de leerling centraal.

 

De leraar maakt immers het verschil met betrekking tot de ontwikkeling en het leren van onze kleuters en leerlingen omdat er sprake is van een voortdurende wisselwerking tussen leraar en leerling(en).

We rekenen hierbij op de deskundigheid en het engagement van elke leerkracht en elke andere medewerker binnen onze scholengemeenschap. Het is de plicht van elke leerkracht om de deskundigheid op peil te houden door o.a. te reflecteren over het eigen handelen en door bewust in te zetten op het professionaliseren. Daarnaast durven wij te rekenen op het engagement om ‘samen’ school te maken en de verantwoordelijkheid op te nemen om te zorgen voor een efficiënte klas- en schoolorganisatie en om elke kleuter of leerling de beste onderwijskansen aan te bieden.

 

Als leraar dienen we rekening te houden met de eigenheid van elke leerling (leeftijd, gender, persoonlijkheid, thuissituatie, motivatie, leerstijl, welbevinden, betrokkenheid, vaardigheden, talenten, taalachtergrond, specifieke onderwijsbehoeften, …). Daarom worden alle leerlingen degelijk opgevolgd (kindvolgsysteem) en wordt er, in de mate van het mogelijke, passend ingespeeld op de eventuele specifieke onderwijsbehoeften. Het is immers ons doel om voor alle leerlingen de vooropgestelde doelen te realiseren.

 

 

Deze kernopdracht kan pas gerealiseerd worden indien er blijvend aandacht wordt geschonken aan:

 

Onderwijskundig leiderschap:

Jaarlijks zetten we bewust in op de competentieontwikkeling van onze schoolleiders binnen onze scholengemeenschap door onder andere een jaarlijks groeigesprek te plannen met de codi. Op basis van de groeigesprekken worden er passende vormingen voorgesteld en georganiseerd voor alle collega-directeurs.

We willen onze schoolleiders motiveren om vooral de focus te leggen op het onderwijskundige door bewust in te zetten op prioriteiten gericht op het  aanbod (met aandacht voor de verticale en horizontale samenhang, leerlijnen, …) en de aanpak (met betrekking tot de didactiek, pedagogiek, klasmanagement, zorgwerking, …).

Hieraan koppelen we het professionaliseringsbeleid waarbij het ‘lerend leiderschap’ centraal wordt gesteld. Uiteraard is dit onlosmakelijk verbonden aan het personeelsbeleid waarbij informele en formele klasbezoeken een essentieel onderdeel vormen om op basis hiervan opbouwende feedback te kunnen geven tijdens coaching-, functionerings- en evaluatiegesprekken.

We schenken eveneens aandacht aan het dienend leiderschap, het strategisch leiderschap, het samenwerkend leiderschap, … en houden hierbij steeds rekening met de zelfdeterminitatietheorie (motivatietheorie) waarbij de begrippen AutonomieverBondenheid en Competentie-ontwikkeling hoog in het vaandel worden gedragen. Binnen de gezamenlijk afgesproken en gedragen kaders ervaren onze medewerkers nog voldoende autonomie om eigen accenten in hun (klas)werking te kunnen leggen.

Onze schoolleiders leren veel van elkaar tijdens directievergaderingen, vormingen en collegiale consultaties en visitaties.

 

Samenwerkende medewerkers:

Binnen onze scholengemeenschap organiseren we jaarlijks verschillende initiatieven om de samenwerking over onze scholen heen te bevorderen. Het leren van elkaar wordt hierbij telkens centraal gesteld.

Zo hebben we een aanbod van ‘open vormingen’, we plannen jaarlijks collegiale consultaties over een centraal onderwerp, we werken dikwijls met een expertgroep rond een centraal thema, we organiseren overlegmomenten voor onze zorgcoördinatoren en – leerkrachten, onze ICT-coördinatoren, onze leermeesters bewegingsopvoeding en onze administratief medewerkers, we plannen een jaarlijkse vorming voor ons MVD-personeel en onze bestuurders, we bieden kansen tot hospiteren over de scholen heen, …

We voorzien een digitaal platform waarop materialen en ervaringen per groep kunnen gedeeld worden.

We willen onze schoolteams stimuleren om ook schoolintern degelijk samen te werken. De schoolleider probeert in samenspraak met alle betrokkenen het organisatorisch mogelijk te maken om overleg en professionalisering tijdens de schooluren te faciliteren.

De schoolinterne samenwerking is gebaseerd op een gezamenlijk gedragen visie die wordt geconcretiseerd door principes, afspraken en routines. Daar-bovenop wordt er samen met het team een prioriteitenplan opgesteld en geconcretiseerd in operationele doelen gelinkt aan een timing (= verwachtingen).

Dit plan wordt als leidraad meegenomen tijdens allerlei teambijeenkomsten en wordt tussentijds geëvalueerd en bijgestuurd. Op het einde van het schooljaar wordt nagegaan welke doelen wel, gedeeltelijk of niet werden gerealiseerd. Op basis van de eindevaluatie wordt nagegaan welke maatregelen er worden geborgen, bijgestuurd of zelfs gebannen.

 

Ondersteunende omgeving:

We willen in elke school een uitdagend, veilig en positief leef- en werkklimaat realiseren. Om dit na te gaan organiseren we binnen onze scholen-gemeenschap vijfjaarlijks een bevraging in functie van het psychosociaal welbevinden bij onze medewerkers. Op basis van de resultaten worden besluiten geformuleerd waaraan acties worden gekoppeld op schoolniveau en op niveau van de scholengemeenschap.

We willen tijd en ruimte creëren voor overleg en professionalisering. Dit wordt deels mogelijk gemaakt door de bijkomende lestijden ‘kerntaak’. De schoolleider speelt hierbij een cruciale rol door bewust in te zetten op het personeels- en professionaliseringsbeleid. Daarom worden onze directeurs gestimuleerd om jaarlijks een aantal klasbezoeken te plannen (in functie van prioriteiten, de aanvangsbegeleiding, de persoonlijke professionele doelen …) en daaraan steeds een gesprek te koppelen. Het is immers belangrijk dat de directeur in dialoog gaat met de betrokken medewerker én opbouwende feedback geeft over wat sterk is, wat kan verbeterd worden en wat nog aandacht dient te krijgen. Op deze manier worden onze medewerkers gestimuleerd en gemotiveerd om professioneel te blijven groeien.

Het evaluatietraject wordt met alle medewerkers doorlopen: planningsgesprekken (o.a. bepalen van de persoonlijke professionele doelen), functioneringsgesprekken, coachingsgesprekken en eventueel evaluatiegesprekken worden gepland bij alle medewerkers verspreid in een vooraf bepaalde periode.

In de ondersteunende omgeving wordt er professioneel gewerkt waarbij de minimumdoelen, het leerplan en het Referentiekader voor onderwijskwaliteit (ROK) worden gehanteerd. Onze medewerkers zijn hiermee vertrouwd.

 

Betrokken ouders: (of voogd / grootouders / opvoeders / …)

Het gaat hierbij om een samenwerkingsrelatie tussen het schoolteam en de ouders, met het kind als middelpunt. Wetenschappelijk onderzoek heeft immers aangetoond dat de mate van betrokkenheid van ouders een mindere of grotere invloed heeft op de ontwikkeling van hun kind(eren).

Vanuit onze scholengemeenschap willen we onze scholen inspireren, stimuleren en ondersteunen om ouders bij de school – en klaswerking te betrekken op de volgende mogelijke manieren:

ouders informeren over:

* de schoolvisie en de daaraan verbonden routines, afspraken, regels, …

* de schoolprioriteiten en de opvolging ervan

* de didactische en pedagogische principes binnen de klas- en schoolwerking: vb. evalueren en rapporteren / gedragsregels en aanpak van moeilijk gedrag bij leerlingen / zorgwerking / …

* de dagelijkse school- en/of klaswerking via een eenvoudige nieuwsbrief, een (klas)blog, de website, sociale media, padlet, …

ouders ondersteunen bij: (in de mate van het mogelijke)

* begeleiding huistaken en lessen

* opvoedkundige problemen

* leerproblemen

ouders stimuleren tot:

* positief bevestigen van hun kinderen

* een positieve ingesteldheid tegenover de Nederlandse taal

* opvolging van het ontwikkel- en leerproces aan de hand van een aantal didactische tips (vb. bij het aanvankelijk lezen, begrijpend lezen, rekenen, …)

* het bijwonen van specifieke infoavonden (info klaswerking – info pedagogische en/of didactische onderwerpen)

* het bijwonen van oudercontacten

* het beantwoorden van specifieke bevragingen (vb. tevredenheidsonderzoek)

ouders betrekken bij:

* de klaswerking (vb. leesouder, knutselouder, zwemouder, als expert om iets te demonstreren of toe te lichten in de klas, als begeleider bij een Leeruitstap, …)

* de schoolwerking (vb. lid van de ouderraad / oudercomité / schoolraad, hulp bij allerlei schoolactiviteiten, …)

* de werking van de school via bevraging, specifieke infoavonden, …

We laten ons hierbij inspireren door het participatiehuis (VCOV)